Geschiedenis

Puurveense molen

Standerdmolen

In 1553 pachtte Lubbert Rijersen een gedeelte van het erfgoed ‘de Blaak’ in Kootwijkerbroek. Op dat stuk land heeft hij toen een  standerdmolen gebouwd. Een standerdmolen, of kas(t)molen/staakmolen, is een van de oudste type molens van ons land. Het bovenstel van een standerdmolen rust op een punt en kan daarop gedraaid worden.

Van de volgende personen is bekend dat ze molenaar van de Puurveense standerdmolen waren:

Jan Geurts 1628 – Geurt Jansen 1637 – Jan Geurts 1649
– Wouter Jansen 1657 – Gerrit Geurtsen 1671 – Otto Gijsbertsen 1702 – diens weduwe 1733 – Wouter Otten 1741 – Hendrik Petersen 1767
– Hermanus Verschuur 1814 – Elizabeth Roest 1821
– weduwe van Hermanus Verschuur 1823 – Jacob Labots 1828
– H. Veenschoten 1841 – H. van Middendorp 1852 – Teunis van Zomeren 1857

Stellingmolen

Door een storm werd de standerdmolen in 1857 onherstelbaar beschadigd. Daarom liet Teunis van Zomeren een nieuwe molen bouwen. Dat werd een stellingmolen. Een stellingmolen is een molen waar rondom een stelling is aangebracht. De wieken komen tot de stelling en vanaf de stelling kan de molenaar de molen omkruien (de wieken op de wind draaien), molens zonder stelling worden ook wel grondzeilers genoemd.

Vanaf 1931 was Hendrik Brons eigenaar. In 1937 werd de molen voorzien van het bilau-wiek systeem.  Dit om de wieken meer windvang te geven zodat er ook met minder wind gemalen kon worden en met een regelmatiger aantal omwentelingen. Het bilau-wiek systeem is vrij uniek in Nederland. Het is een wieksysteem ontworpen door de Duitse luchtmacht ingenieur Kurt Bilau. De wieken lijken meer op een vleugel van een vliegtuig of een moderne windturbine. Het nadeel van deze wieken is dat ze zwaarder zijn en minder goed bestand tegen storm.

In de loop der jaren werd onder de stelling pakhuis-ruimte getimmerd. Voor de molen werd een nieuw molenaarshuis gebouwd. De zolder van het achterhuis diende ook als opslag en was met een loopbrug verbonden met de stelling. Tijdens de oorlog (1940-1945) werd de molen intensief gebruikt. Daarna werd de molen maar weinig gebruikt, machines namen de taken over. In 1955/1956 vond er een grondige restauratie plaats door molenmaker A. de Roos uit Leeuwarden. Op 8 september 1956 werd, met bijpassende feestelijkheden en grote belangstelling, de molen weer in werking gesteld.

Van de volgende personen is bekend dat ze molenaar op de  Puurveense Stellingmolen waren:
-In 1859 word Wouter van Voorthuizen eigenaar van de Puurveense wind/korenmolen.
-In 1860 is een zeker Wilbrink de eigenaar en in 1873 C.W. van de Kraats.
-In 1883 word Wouter van Voorthuizen waarschijnlijk weer mede eigenaar van Groot Puurveen, toen zo genoemd, met Willem Looijen als molenaar.
-In 1913 word Willen Looijen eigenaar van de molen.
-In 1915 word Aleidus Looijen molenaar en in 1926 Arnold Looijen.

Brand

Op 14 februari 1964 brandde de molen geheel af als gevolg van kortsluiting.

Het volgende bericht stond in de krant:

De “Puurveense molen” is vrijdagmiddag door een felle brand geheel in de as gelegd. Het status-symbool van Kootwijkerbroek, in 1857 gebouwd en in 1956 gerestaureerd, waardoor het één der fraaiste windmolens was van Nederland, veranderde binnen een uur tijds tot een zwarte, vormloze ruïne. Het gemis wordt vaak meer en beter gevoeld dan bezit. Dit kwam op deze noodlottige dag talloze malen tot uiting bij gesprekken van de honderden Kootwijkerbroekers die dit machtige bouwwerk ineen zagen schrompelen tot niets: ,,Jammer van de mooie molen”, ,,We zullen de molen erg missen”, ,,De molen is een stuk van Kootwijkerbroek”, ,,Dit is een ernstig verlies voor ons dorp”.

Stichting opgericht

In de jaren na de brand herinnert alleen nog een model aan de molen, die meer dan een eeuw lang het gezicht van Kootwijkerbroek mede heeft bepaald. Het gemis van de molen bleef knagen en op Koninginnedag 1988 deed de familie Hol van de Kruisweg met een op schaal gebouwd model in de optocht mee. In diezelfde periode schreef  Barend Wandelaar in de Barneveldse Krant in zijn serie “Barneveldse wandelingen” een artikel over de Puurveense molen en daarin citeerde hij de uitspraak “de molen moet herbouwd worden”. Bart Broekhuizen en Henk Rozemond namen de handschoen op, wat op 20 oktober 1989 resulteerde in de oprichting van een stichting, genaamd:

,,STICHTING DE PUURVEENSE MOLEN,,

De weg naar de herbouw van de molen

 

Aankoop van een molen
Het was inmiddels gebleken dat uit subsidie-oogpunt het verplaatsen van een bestaande (vervallen) molen meer kansen zou bieden. Wij kwamen de Geertmansmolen in Heeten op het spoor. Die molen zou waarschijnlijk gesloopt worden. Al vrij snel nadat gebleken was dat de plannen met de molen uit Heeten niet tot resultaat zouden leiden viel ons oog op de molen Concordia in Ede.
We hebben gesprekken gehad met de eigenaar C.W.J. v.d. Craats. En omdat hij er wel vertrouwen in had dat de molen in Kootwijkerbroek herbouwd zou worden, was hij bereid de molen aan ons over te dragen. Toen wij de formele procedure opstartten door het aanvragen van een verplaatsingsvergunning werd de gemeenteraad van Ede ineens wakker. Vanaf dat moment heeft de Gemeente Ede zich ingespannen om de molen weer beeldbepalend te maken.
In 1990 werden we attent gemaakt op molen De Vrees in Winterswijk. Bij een bezoek in datzelfde jaar troffen we de molen al behoorlijk onttakeld aan.
Toen Ede op niets uit liep zijn we dus in overleg gegaan met de heer Klein Poelhuis die eigenaar was van molen De Vrees. Ons verplaatsingsverzoek werd door de gemeente Winterswijk geaccepteerd. In Winterswijk was beperkte tegenstand tegen de verplaatsing. De plaatselijke culturele vereniging gaf ons schriftelijk te kennen geen mogelijkheden tot restauratie in Winterswijk te zien en wenste ons het beste er mee.
Begin 1992 kocht Stichting De Puurveense molen voor ƒ 1,– de molen van de heer Klein poelhuis en op 7 en 8 augustus 1992 is de molen in Winterswijk gedemonteerd. Met veel vrijwilligers zijn we daar naar toe gegaan. Bedrijven als de Barneveldse Kraanverhuur, Van den Brink Transport en Broekhuizen shovel-verhuur stelden hun materieel beschikbaar. Onder leiding van Nico van Koerten (toen molenmaker bij Endendijk) en Jan Heijdra werd alles nauwkeurig gedemonteerd en naar Kootwijkerbroek gehaald.

Wel een molen maar geen locatie
In de jaren 1993 tot en met 2008 zijn we met verschillende mogelijke locaties bezig geweest. De periode 1993 – 2008 was een moeizame periode. Maar als Kootwijkerbroekers waren wij niet gewend om op te geven. En, zoals Bart Broekhuizen ons had voorgehouden: volhouden, dan redden we het een keer.
In 2008 kocht de Gemeente Barneveld het perceel grond aan de Puurveenseweg bij de Walhuisweg van familie Van den Brink. Dit was de grond die door ons als ideale locatie voor de molen gezien werd.
In de daaropvolgende gesprekken met wethouders en ambtenaren bleek telkens dat de Gemeente niet veel mee bewoog, omdat het financiële plaatje teveel bestond uit verwachtingen in plaats van beschikbaar banksaldo.
Gesprekken over mogelijke financieringen met mensen van de provincie en van de Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei leidden uiteindelijk niet tot zicht op grote subsidiebedragen.
In 2007 en 2009 vroeg Jaap Beijer van Pro-98 nadrukkelijk aandacht voor de molen. Dat leidde er onder andere toe dat er een locatieonderzoek werd gedaan. Dat locatieonderzoek werd uitgevoerd door provinciale en gemeentelijke ambtenaren. Daaruit kwam de huidige plek als meest geschikte locatie naar voren.
Als vervolg op het locatieonderzoek en om de mogelijkheden officieel op papier te hebben werd er −mede op advies van de provincie− een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd.
Dat is in 2010 uitgevoerd door Cultuurland Advies uit Heerde. Het werd een lijvig rapport waaruit de conclusie volgde dat “het project zeker niet onmogelijk was”. Er werden vele mogelijkheden van financieringen en fondswerving benoemd. Ook was er in het rapport een stappenplan opgenomen om tot de realisatie te kunnen komen.
Vanaf het najaar van 2010 is het bestuur bezig geweest met verdere planontwikkeling op basis van het rapport. Hiervoor hadden wij ook de hulp van de voorzitter van De Gelderse Molen. Uit het overleg met wethouders en ambtenaren in die periode bleek dat zekerheid omtrent de financiering voor de Gemeente essentieel was, maar voor ons moeilijk te realiseren.
Overigens had de gemeenteraad al wel bepaald dat −op kosten van de gemeente− het bestemmingsplan zodanig aangepast zou worden dat de molen er zou kunnen komen.

De grote subsidie
Zowel in 2011 als in 2013 was er bij de Provincie Gelderland een mogelijkheid om voor grote monumenten-restauraties provinciale subsidie aan te vragen. Bij de selectie in 2011 vielen we buiten de boot. Echter toen, in november 2013, het telefoontje van de provincie kwam dat we € 500.000 subsidie konden krijgen, konden we dat bijna niet geloven.

De restauratie en herbouw
De invulling van de subsidieaanvraag was optimistisch van aard. We hadden de procedures van bestemmingsplan en bouwvergunning ingeschat met o.a. de volgende uitgangspunten: dat het bestemmingsplan aangepast zou worden was in augustus 2013 al door de gemeenteraad bepaald, zodat dit eind 2013-begin 2014 wel rond zou zijn, zodat aansluitend de bouwvergunning wel met een versnelde procedure afgegeven zou kunnen worden.
Maar wat een tegenvallers in die procedures! De bestemmingsplanprocedure bleek veel meer voeten in de aarde te hebben dan door ons gedacht. En bezwaren, daar hadden we al helemaal niet op gerekend. De buren waren eigenlijk allemaal wel positief. Dat bleek ook wel op een buren-informatieavond op 27 februari 2014. Ook het voldoen aan de formaliteiten met betrekking tot de omgevingsvergunning was niet eenvoudig. De door Jan Heijdra aangeleverde tekeningen op A0 formaat werden niet openlijk afgekeurd, maar digitaal was inmiddels toch de gewoonte.
April tot december 2014 was een spannende tijd. Op basis van de subsidievoorwaarden moesten we de molenmaker opdracht geven om al vast met een deel van de werkzaamheden te beginnen en anderzijds zag het er nog helemaal niet naar uit dat het snel goed zou komen met de procedures.
Inmiddels waren we wel druk bezig om de molenonderdelen van De Vrees uit de container te halen, te reinigen, sorteren en voor een “keuring” door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed uit te stallen. Hiertoe hadden we van Jan Dekker de beschikking gekregen over een voormalige pluimveestal.
De aanwezige delen bleken voor de RCE van voldoende omvang en kwaliteit, zodat de status van Rijksmonument behouden kon blijven.
Uiteindelijk kon het bestemmingsplan definitief worden toen in december 2014 het beroepschrift bij de Raad van State werd ingetrokken. De formele termijnen voor publicatie e.d. van omgevingsvergunning moesten nog wel in acht genomen worden.
Inmiddels was met de Gemeente Barneveld overeenstemming bereikt over de aankoop van een beperkt stukje grond als bouwplek voor de molen en de ter beschikkingstelling van het omliggend terrein, samen ongeveer 3.500m. De grondoverdracht vond plaats op 5 maart 2015, en daags daarna zijn we begonnen met de terreinwerkzaamheden.
De kelderbouw en de verdere opbouw van het gemetselde, inclusief de zware eiken vloerbalken is met voortvarendheid ter hand genomen. Na de bouwvakvakantie is de kap en het achtkant in onderdelen overgebracht vanuit Zwartebroek naar Kootwijkerbroek en ter plaatse gemonteerd en afgewerkt. Het rietdekkerswerk werd aansluitend gedaan en de stelling werd ook in elkaar gezet. Daarna werd stelling, achtkant en kap op de onderbouw gehesen. Het binnenwerk werd klaar gemaakt in een tijdsbestek ver binnen wat normaal begroot wordt. De roeden werden door een lokaal hoog aangeschreven metaalbedrijf gemaakt met toepassing van moderne technieken.
Ondertussen werd ook nog een generator in de molen geïnstalleerd zoals in de subsidieaanvraag was opgenomen.
Het was een moment van gepaste tevredenheid toen rond de kerst 2015 geconstateerd kon worden dat de molen kon draaien en kon malen. Dat moment heeft –ons toen inmiddels ernstig zieke bestuurslid- Jan Heijdra samen met ons nog mogen meemaken.